Trilzwammen (Tremella spp., Exidia spp.)
Familie: Tremellaceae, orde: Tremellales, klasse: Tremellomycetes
Familie: Exidiaceae, orde: Auriculariales, klasse: Agaricomycetes

Gelatinepudding
Trilzwammen hebben allemaal met elkaar gemeen dat zij doen denken aan doorschijnende puddinkjes. Er zijn vele soorten in vele geslachten en hoewel hun uiterlijk dat niet doet vermoeden zijn de verschillende genera vaak niet eens direct verwant (zoals al te zien is aan de op deze pagina behandelde geslachten Tremella en Exidia, die in verschillende klasses en dus in verschillende ordes en families zijn ondergebracht). Waarom bespreken we ze dan in één portret en waarom dan alleen deze twee geslachten? Omdat in het veld het onderscheid niet duidelijk is en vele Tremella- en Exidia-soorten bij ons algemeen voorkomen: de leek zal het onderscheid niet zien, dat pas onder de microscoop en uit hun ecologie duidelijk wordt. Maar deze twee geslachten tonen bovendien zoveel diversiteit dat we ons moeten beperken!

IJshaar
Een andere overeenkomst van trilzwammen is dat zij winteractief zijn. We vinden ze pas vanaf november en gedurende de hele winter kunnen de vruchtlichamen op zachte dagen opzwellen en verder gaan met sporenvorming, terwijl ze bij koude en droogte ineenschrompelen en in een soort rusttoestand terechtkomen. Activiteit van de schimmel in het substraat is gemeten tot -4°C en omdat bij die activiteit koolstofdioxide en water worden gevormd, die moeten worden uitgescheiden, ontstaat bij een koude buitenlucht tussen -4 en 0°C ijshaar: het water bevriest zodra het wordt uitgescheiden. Lees hierover meer op de infopagina over ijshaar.

Leefwijze: op hout of zit het anders?
De meeste trilzwammen die groot genoeg zijn om in het oog te vallen zitten op dood hout. Vandaar dat zij tot voor kort allemaal werden gezien als 'saprotroof' (zie voor uitleg bij functionele groepen). In het 'Overzicht van de paddestoelen in Nederland' (1995) staat nog dat de Gele trilzwam (Tremella mesenterica) witrot veroorzaakt. In de jaren 1990 was echter al ontdekt dat sommige Tremella-soorten niet van hout leven, maar parasiteren op andere schimmels. Een van de eerste soorten waarvan dat werd vastgesteld was de Kerntrilzwam (Tremella encephala) die leeft van de Dennenbloedzwam (Stereum sanguinolentum) en al snel ontdekte men dat ook de Gele trilzwam van schimmels leeft, namelijk de Paarse eikenschorszwam (Peniophora quercina) en de Oranjerode schorszwam (P. incarnata). En die witrot in het hout wordt inderdaad veroorzaakt door deze korst- en schorszwammen en dus niet door de trilzwammen! Inmiddels is van de meeste soorten in het geslacht Tremella komen vast te staan dat zij biotrofe parasieten zijn. Niet alle Tremella-soorten lijken biotroof parasitair te zijn, maar aangenomen wordt dat de gastheer in die gevallen gewoon nog niet bekend is. Aangezien de leefwijze als een evolutionaire verworvenheid moet worden gezien, ligt het wel voor de hand dat deze soorten zo'n gastheer zullen hebben. Overigens is uit moleculair onderzoek gebleken dat het geslacht polyfyletisch is en mogelijk in ten minste vier families (maar wel binnen de orde van Tremellales) uiteenvalt. Er is echter meer onderzoek nodig om hierover meer duidelijkheid te krijgen. En Exidia? Nee, die zijn werkelijk saprotroof op hout en hierin schuilt dus het verschil in leefwijze tussen de twee zo bekende trilzwamgeslachten!
Parasitaire trilzwammen
Twee trilzwammen die op pyrenomyceten (kernzwammen, ascomycota) groeien. Links: Bruinige druppeltrilzwam (Tremella indecorata); rechts: Zuurbestrilzwam (Tremella exigua). Foto's: Ida Bruggeman (links) en Marian Jagers (rechts).

Schimmelparasieten
Van de zeventien uit ons land bekende Tremella-soorten is er van drie nog geen gastheer bekend. Van de overige veertien weten we dat ze allemaal gespecialiseerd zijn: sommige soorten leven op schors- en korstzwammen (Peniophora spp., Stereum spp.), sommige op gaatjeszwammen, bijvoorbeeld de Kaaszwammentrilzwam (Tremella polyporina), en verschillende soorten leven op ascomyceten en op korstmossen. Van dit laatste groepje zijn al vier soorten uit Nederland bekend, maar ze zijn alle weinig gemeld, waarschijnlijk omdat ze zo klein zijn en er bovendien maar weinig korstmosspecialisten zijn.
Als je de bijschriften onder de foto's op deze pagina bekijkt, valt je waarschijnlijk op dat de gastheerkeuze obligaat is voor elke soort. Dat is in het veld prettig, want als je weet dat de algemene Gele trilzwam op schorszwammen (Peniophora spp.) leeft en de zeldzame Gele hersentrilzwam op korstzwammen (Stereum spp.) dan helpt dat deze sterk op elkaar gelijkende soorten in het veld uit elkaar te houden. De Gele hersentrilzwam is nog maar kort bekend uit onze streken: zowel in Vlaanderen als in Zuid Nederland zijn de waarnemingen van deze soort minder dan tien jaar oud!

haustoria Haustoria
Onder de microscoop is het nog steeds niet eenvoudig Tremella en Exidia van elkaar te onderscheiden. Beide hebben overlangs gesepteerde basidia (plaatje j) met een gesp aan de basis, beide hebben een monomitisch hyfenstelsel met gespen en in beide geslachten zijn deze kenmerken zo divers van vorm dat je alleen op basis hiervan niet kunt beslissen of het een Tremella of een Exidia is. Het echte verschil zit hem weer in dat parasitaire gedrag: Tremella-soorten hebben haustoria, hyfen die in de cellen van een gastheer kunnen binnendringen. Deze haustoria zitten aan de uiteinden van de hyfidia die soms als secundaire hyfen aan de basidia ontspringen.

Tremella versus Exidia
Zoals uit de foto's op deze pagina al blijkt, zijn de trilzwammen in deze geslachten op basis van hun vorm, kleur of glibberigheid niet uit elkaar te houden. Microscopisch is het iets eenvoudiger als je weet in welke hoek je moet zoeken. Niet vanwege de aan- of afwezigheid van haustoria, maar omdat de individuele verschillen groot zijn: de vorm van de basidia en sterigmata en de vorm en grootte van de sporen verschillen enorm. Niet te gebruiken als genusonderscheid, maar dus wel voor onderscheid op soortniveau. Wat in het veld helpt is hun ecologie. De parasitaire Tremella-soorten, waarvan de gastheer bekend is, worden meestal sámen met deze gastheer gevonden. En verder is er de voorkeur voor houtsoort. Zo kiest de Bruine trilzwam (Tremella foliacea), waarvan nog geen gastheer bekend is, doorgaans voor loofhout, terwijl de hierop sterk gelijkende Bruinesuikerzwam (Exidia saccherina) juist op naaldhout zit. Maar omdat een paddenstoel soms wel eens op de 'verkeerde' houtsoort zit, is microscopische controle - als je geen specialist bent - eigenlijk wel altijd nodig! In het veld kun je ook nog letten op enkele andere kenmerken: hoe is het vruchtlichaam vastgehecht: centraal op één punt (zoals bijvoorbeeld Eikentrilzwam, Exidia truncata) of aan de gehele onderkant (zoals bij de hierop gelijkende Zwarte trilzwam, E. plana)? Sommige soorten hebben insluitsel: klontjes of kernen, zoals de Klontjestrilzwam (Exidia nucleata) en de Kerntrilzwam (Tremella encephala), maar als die klontjes ontbreken kun je de eerstgenoemde alleen nog microscopisch van de Stijfselzwam (Exidia thuretiana, niet afgebeeld) onderscheiden.
De NMV ontwikkelt determinatiesleutels voor alle Nederlandse trilzwammen. Deze kunnen worden gevonden bij het Trilzwammen Project.

Gele trilzwam
De Gele trilzwam (Tremella mesenterica) parasiteert op schorszwammen (Peniophora spp.). Foto: Aren van Waarde

IJshaar
Paarse eikenschorszwam (Peniophora quercina) met ijshaar. Hiervoor is de parasiterende trilzwam verantwoordelijk.
Foto: Gerben Winkel


IJshaar
Eikentrilzwam (Exidia truncata) met ijshaar. Het haarijs komt uit het hout, niet uit de paddenstoel, omdat het mycelium in het hout actief is en water produceert. Foto: Wob Veenhoven

Gele hersentrilzwam
De Gele hersentrilzwam (Tremella aurantia) parasiteert op de Gele korstzwam (Stereum hirsutum). Foto: Wim Veraghtert

Kerntrilzwam
De Kerntrilzwam (Tremella encephala, rechts) wordt stevast aangetroffen op hetzelfde hout als de Dennenbloedzwam (Stereum sanguinolentum, links). Foto: Nico Dam

korstmostrilzwam
Echte korstmostrilzwam (Tremella lichenicola) op korstmos. Foto: Norbert Stapper

Bruine trilzwam
Bruine trilzwam (Tremella foliacea). Foto: Hannie Wijers

Bruinesuikerzwam
Bruinesuikerzwam (Exidia saccharina). Foto: Nico Dam

Zwarte trilzwam
Zwarte trilzwam (Exidia plana). Foto: Dinant Wanningen

Exidia spp.
Links: Klontjestrilzwam (Exidia nucleata); midden: Gekartelde trilzwam (Exidia repanda); rechts: Eikentrilzwam (Exidia truncata).
Foto's: links en midden: Nico Dam, rechts: Aldert Gutter.


Drillerige dubbelgangers
De gelatineachtige substantie van trilzwammen kan gemakkelijk grote hoeveelheden water bergen, waardoor een buffer ontstaat die ervoor zorgt dat de zwam nog lange tijd nadat er geen regen is gevallen kan doorgaan met het vormen van sporen. Zijn voortplantingsucces wordt erdoor vergroot. Het is dus een succesformule die meer dan eens is ontstaan en behalve schimmels maken ook dieren er gebruik van, bijvoorbeeld in amfibieën- en visseneitjes... Het gevolg hiervan is dat mensen nogal eens een gelatineachtige verschijnsel melden die zij voor een trilzwam aanzien, terwijl het dat niet is!
Zakjestrilzwam
Zakjestrilzwam
Ascotremella faginea
Foto: Menno Boomsluiter


De Zakjestrilzwam is een ascomyceet en daarom niet erg verwant aan de trilzwammen (basidiomycota), maar vorm en groeiwijze doen sterk aan een trilzwam denken, vandaar ook de naam. Het deelwoord 'zakjes' verwijst echter naar asci. Deze soort leeft saprotroof op dode takken en stammen van beuk, vaak op zaagvlakken.
Sterrenschot
Sterrenschot
Braaksel van kikker-eter...
Foto: Sytske Dijksen


Als een kikker wordt opgegeten, zal het kikkerdril in aanleg in de maag van de reiger of bunzing opzwellen tot een geleiachtige massa en worden uitgebraakt. Sterrenschot van padden is geleiachtig met zwarte 'kraaltjes'. Sterrenschot wordt voornamelijk in de winter gevonden, als de eieren in aanleg zijn en nog niet zijn afgezet.
Blauwwier
Nostoc
Nostoc commune
Foto: David Fenwick


Deze klodders blauwalg (Cyanobacteria) zijn bijzonder algemeen op voedselrijke bodems, waarop na regen water blijft staan, vaak in bermen, op verharding van 'stille' weggetjes en gewoon tussen het gras. Bij droog weer vind je ze niet terug... De klodders bestaan uit gelei, gevuld met lange kettingen van als kralen aan elkaar geregen ronde cyanobacteriën.
Zie ook het protret van Judasoor
En lees alles over wondsap

>> Deel deze pagina << (deze pagina heeft een permalink)