Waaiertje (Schizophyllum commune)
Familie: Schizophyllaceae, orde: Agaricales
Het Waaiertje is een van de meest verbreide soorten paddenstoelen op aarde en wordt, behalve op Antarctica, op alle continenten gevonden. In ons land is de soort algemeen in najaar en winter op oude en dode, gevelde boomstammen, maar ook op bewerkt hout. Het Waaiertje groeit vooral op loofhout (beuk, berk, eik en populier), maar ook op naaldhout (bijvoorbeeld den). Ook is het Waaiertje wel eens op walvisbotten aangetroffen.
De soort kan tijdens droge perioden zeer goed overleven. Uit onderzoek is gebleken dat gedroogde vruchtlichamen zelfs na 53 jaar weer tot leven konden worden gewekt en sporen gingen produceren. Vergelijkbaar onderzoek toonde aan dat het Waaiertje in gedroogde vorm ook langdurige blootstelling aan een temperatuur van 150°C onder nul overleeft. Het geheim schuilt waarschijnlijk in de bijzondere vorm van de plaatjes: deze zijn gespleten (vandaar de naam "Schizophyllum"). Bij droog weer krullen de randen van de lamellen naar binnen en raken elkaar: er kunnen dan geen sporen ontsnappen. De beharing op de hoed en de fijne haartjes op de lamellen vormen een isolatievachtje (zie hieronder). Zodra het weer vochtig wordt, buigen de lamellen weer terug en binnen enkele uren worden er weer sporen gevormd.
Waaiertje
Infecties bij de mens
Het Waaiertje is een modelorganisme en daarmee één van de best onderzochte soorten ter wereld. Zo werd in 2010 het volledig genoom ontrafeld, waardoor onder andere het vormen van vruchtlichamen bij paddenstoelen beter begrepen wordt. Al veel eerder werd bij nauwkeurig onderzoek berekend dat er over land gemiddeld zo’n 18 sporen per vierkante meter van het Waaiertje aanwezig zijn. We ademen dus allemaal geregeld sporen van het paddenstoeltje in. Voor gezonde mensen levert dit geen enkel probleem op, maar over de jaren zijn er verschillende gevallen geconstateerd waarbij mensen met een door ziekte of behandeling sterk verminderd afweersysteem zijn geïnfecteerd door het Waaiertje! De schimmel woekerde bij deze mensen vooral in longen, neus en voorhoofdsholte. Het Waaiertje was daar heel moeilijk te bestrijden, omdat hij goed bestand bleek tegen antibiotica en schimmelwerende middelen (tegenwoordig een belangrijk onderwerp, zie ook onder azolenresistentie). In een enkel geval groeide er zelfs een vruchtlichaam in iemands neusholte.

Geneesmiddel tegen kanker en ander medisch belang
Het Waaiertje kan ons ziek maken, maar ook genezen: het wordt gekweekt om er schizophyllan uit te winnen. Deze stof heeft een tumorremmende werking en wordt gebruikt bij de behandeling van maag- en baarmoederhalskanker. Daarin staat het Waaiertje overigens niet alleen: er zijn meer paddenstoelen bekend die tomurremmende stoffen maken: lees alles over kankeronderzoek.
Verder staat het Waaiertje centraal bij het onderzoek naar een interessant eiwit: hydrofobine (dit eiwit wordt door veel meer schimmels geproduceerd, maar het werd in 1991 voor het eerst uit het Waaiertje geïsoleerd en later zelfs genetisch gemodificeerd). Hydrofobine kan een heel interessante rol gaan spelen bij weefselkweek en bij het oplossen van afstotingsreacties van kunststof protheses. Thans wordt diepgaand onderzoek verricht naar tal van medische en industriële toepassingen.


Waaiertjes op dood hout. Foto: S. Rivero.

Waaiertje
Waaiertje. Foto: Aldert Gutter.

Waaiertje in neusholte
Röntgenfoto van menselijke schedel met vruchtlichamen van het Waaiertje in de neusholte
Foto: publiek domein.

Schimmelseks
Over hoe paddenstoelen zich voortplanten weten we ook meer dankzij het Waaiertje. Het was al heel lang bekend dat er bij schimmels geen sprake is van "mannetjes" en "vrouwtjes". Het sekse-onderscheid werd altijd genoteerd als + en - en wordt op onze site uitgelegd op de pagina over de voorplantingscyclus bij Steeltjezwammen (voor + en - zijn op die pagina de kleurtjes rood en blauw gebruikt). Maar een tweedeling in geslachten doet aan schimmels geen recht, omdat de paringsmogelijkheid in werkelijkheid "slechts" wordt bepaald door een variatie aan herkenningseiwitten. Het ene individu geeft bij een ontmoeting een stofje (een feromoon) af dat wel of niet kan hechten aan een membraaneiwit (receptor) in de celwand van het andere individu. Het andere individu doet hetzelfde. Als een van de afgegeven feromonen niet aan de receptor van de andere partner hecht, gaat de paring niet door. Of het feromoon aan de receptor kan koppelen is genetisch bepaald en afhankelijk van twee stukken DNA (zg. loci), waarbij de loci van het ene individu complementair dienen te zijn aan dezelfde loci bij het andere individu. De twee betrokken loci worden 'MatA' en 'MatB' genoemd. Als het DNA in MatA van het ene individu niet volledig verschilt van MatA op het andere individu, is paring niet mogelijk. Hetzelfde geldt voor MatB. Van de betrokken loci bestaan enorm veel varianten. Voor het Waaiertje is vastgesteld dat er van MatA 288 varianten bestaan, terwijl er 81 varianten van MatB bekend zijn. Hieruit kan worden berekend dat er meer dan 23.000 koppelbare types bestaan! Van het Waaiertje kan dan ook zonder meer worden beweerd dat het multigender is.

>> Deel deze pagina << (deze pagina heeft een permalink)